Column: Zelfbouw
Auteur: Adri Duivesteijn
Datum: 06-11-2013
Introductie
Vanaf de introductie van de Woningwet (1901) is de Nederlandse woningbouwproductie top down tot stand gekomen. Vanuit de verzorgingsstaatgedachte – het doel van de Woningwet was de bouw van goede woningen te bevorderen – is het eerst de overheid geweest, met de woningbouwcorporaties als uitvoerende partij, die onze woningbouwproductie heeft bepaald, later gevolgd door de markt in de vorm van (vaak grootschalige) projectontwikkelaars; burgers kwamen, als opdrachtgever(s), niet voor in het beleid.
Inmiddels hebben honderd jaar van onderwijs, emancipatie en democratisering ons gevormd, maar in Nederland redeneren wij – op het beleidsterrein van het wonen – nog altijd vanuit die zorgcultuur. Niet de vraag naar woonkwaliteit, maar het aanbod van woningen staat centraal.
Ik heb mijn hele werkzame leven gepleit voor een nieuwe visie op het wonen. Juist omdat het wonen tal van immateriële waarden vertegenwoordigt, is het niet meer dan logisch dat mensen daar zelf over mogen beslissen, dat zij het recht hebben om zelf te beschikken over de eigen woon- en leefomgeving. Ondanks een in 1998 aangenomen motie (Duivesteijn c.s., KST29398), waarin de overheid wordt opgedragen om “te bevorderen dat een groter aandeel van de nieuwbouw door middel van eigen opdrachtgeverschap kan worden gerealiseerd, en ernaar te streven dat het aandeel via individueel opdrachtgeverschap te realiseren woningen een substantieel deel, circa een derde van de te realiseren bouwopgave bedraagt”, wordt de burger in grote delen van ons land – en dan met name in stedelijk gebied – echter nog altijd gereduceerd tot woonconsument.
In Almere is die nieuwe visie er wél gekomen. In 2006 hebben wij gebroken met de lange traditie van aanbodgecentreerde, institutionele woningbouw. Met het programma IkbouwmijnhuisinAlmere (IBMHIA) en later ook de regeling IkbouwbetaalbaarinAlmere (IBBA), is gekozen voor een van vorm van stadsontwikkeling die de burger centraal stelt. Of, zoals het in de Almere Principles is verwoord: “Vanuit de erkenning dat burgers de drijvende kracht zijn in het maken, behouden en verduurzamen van de stad, ondersteunen wij hun streven om hun unieke mogelijkheden te verwezenlijken, met bezieling en waardigheid.” Almere laat zien waar het toe leidt als mensen de mogelijkheid krijgen om de stad te maken; als woningen de ideeën, wensen en fantasieën van hun bewoners vertegenwoordigen. Het maakt de stad diverser, kleurrijker, interessanter en persoonlijker. Daarbij blijkt particulier opdrachtgeverschap beter bestand tegen crises dan institutionele bouw.
Ik vind het dan ook onbegrijpelijk waarom de transitie van aanbod naar vraag, van woningbouw vóór burgers naar woningbouw dóór burgers, van de grote schaal naar (een veelvoud van) de kleine schaal niet principieel wordt doorgevoerd. Dit onbegrip heb ik voortdurend onder woorden gebracht, gevolgd door de oproep om de burger te ‘verheffen’ tot cruciale schakel in ons woonbeleid. Hier een aantal opiniërende verhalen die ik erover schreef.
1. Wonen na 2001. Pleidooi voor een sociaaldemocratische heroriëntatie op het wonen (juli 1997, ten behoeve van het verkiezingsprogramma van de PvdA)
Samen met Peter Dordregter leverde ik in 1997 een aantal bouwstenen voor het verkiezingsprogramma van de PvdA. Daarbij concentreerden wij ons op wat ons inziens de hoofdzaken waren: de verwezenlijking van het zelfbeschikkingsrecht van de burger in het wonen, en de daarbij passende verhouding tussen burgers en overheid.
2. Geef het wonen terug aan de burger (juni 1998, uitgesproken tijdens de Nacht van de Architectuur)
Tijdens de Nacht van de Architectuur haalde ik vier argumenten aan waarom het wonen op een andere manier georganiseerd zou moeten worden: allereerst dat de woningnood – in de klassieke betekenis van het woord – ten einde is, ten tweede dat de paternalistische verzorgingsstaatgedachte niet langer van deze tijd is, ten derde dat de samenleving te veelkleurig is om vast te houden aan standaardprodukten en tot slot dat mensen zelf het moeten primaat hebben in de vormgeving van hun wonen, in plaats van dat collectiviteit en de uniformiteit worden afgedwongen en opgedrongen (samenlevingsopbouw ‘van onderop’). Daarnaast betoogde ik dat zelfbeschikking óók een aspect van architectonische kwaliteit is; het brengt een veelvormigheid en veelkleurigheid met zich mee, die recht doet aan wat onze hedendaagse samenleving in de kern is: pluriform en geïndividualiseerd.
3. De zeggenschap over het wonen behoort de burger toe (januari 1999, gepubliceerd in Architectuur Lokaal)
Mijn bezoek aan Villa El Salvador in Peru – ter voorbereiding op de expositie De Verboden Opgave (Nai) – riep scherpe vragen op over de Nederlandse situatie. Hoe is het mogelijk dat de armste bevolkingsgroepen in een arm land als Peru per saldo meer concrete invloed op hun eigen woonsituatie dan de middenklasse in Nederland? Het is een oproep aan bestuurders om burgers als primaire bondgenoot en uitvoeringspartner te herkennen; een publiek-private samenwerking tussen de gemeente en duizenden individuele bouwers (al dan niet collectief).
4. De burger als motor van het bouwbeleid (mei 2009, gepubliceerd in De Volkskrant)
In reactie op de roep om steunmaatregelen vanuit de bouwsector, betoogde ik dat steun slechts onder voorwaarden zou moeten worden verstrekt. Ondanks het feit dat de traditionele manier van woningbouw is vastgelopen, ontbreekt in de bouwwereld (nog altijd) ieder spoor van zelfkritiek of –analyse. In mijn ogen is de bouwsector zelf debet aan de crisis; de crisis is dan ook niet zozeer economisch of financieel, als wel institutioneel van aard. Er zou dan ook sprake moeten zijn van een fundamentele herstructurering van de sector, in de richting van een vraaggestuurde bouwstructuur.
?5. De toekomst van het wonen ligt in de zelfbeschikking van de burger (2010, gepubliceerd in BenM)
In een artikel dat ik schreef voor BenM analyseer ik particulier opdrachtgeverschap in de context van samenlevingsopbouw. In mijn optiek schuilt de essentie van ons woonbeleid in het feit dat het dienstbaar is – of zou moeten zijn – aan de organisatie van onze samenleving. Dat kan alleen als wij komen tot een nieuw, hedendaags stelsel. Een stelsel dat recht doet aan ontwikkelingen als emancipatie en individualisering. Een stelsel dat uitgaat van vertrouwen in de mogelijkheden van de mensen, in hun creativiteit, solidariteit en verantwoordelijkheidsgevoel, en in de kracht van een samenleving tot verregaande zelfregulatie. De stad, de wijk, de buurt, de straat en de woning zouden in handen moeten komen van de burgers zelf. Zij moeten de mogelijkheid krijgen om wezenlijk betrokken te worden bij hun wonen. Hierin ligt de kracht voor de opbouw van een gezonde samenleving, waarin mensen met elkaar communiceren, zich met elkaar verantwoordelijk weten voor de vraagstukken van het wonen en de woonomgeving, en deze vraagstukken voortvarend ter hand nemen.
6. Winstmaximalisatie wordt woonmaximalisatie (2010, gepubliceerd in Stadswerk)
Samen met conceptontwikkelaar Jacqueline Tellinga legde ik voor Stadswerk onze werkwijze in Homeruskwartier (Amere Poort) vast. Deze wijk hebben wij bewust ingericht als een ‘staalkaart van opdrachtgeverschap’; een gebied waar op grote schaal geëxperimenteerd kon worden met alle vormen van zelfbouw.
7. Pleidooi voor een radicale stelselherziening (2010, gepubliceerd in Socialisme & Democratie)
Op verzoek van Socialisme & Democratie, het wetenschappelijk blad van de PvdA, blikte ik terug op (de ontwikkeling van) het woonbeleid in Nederland. Feit is dat de burger hier, in tegenstelling tot de ons omringende landen, geen wezenlijke invloed op de eigen woning en woonomgeving heeft. Dit heeft nooit geleid tot een fundamentele discussie over de wijze waarop wij onze volkshuisvesting vormgeven. Ten onrechte; het wordt tijd voor een radicale stelselherziening, die aansluit op de nu heersende tijdsgeest. In het artikel S&D schetste ik richtingen voor een nieuw woonbeleid. Kern ervan is het wonen (opnieuw) van de mensen zélf moet worden.
8. Mensen maken de stad. Elf ervaringen uit de Almeerse praktijk (2013, uitgesproken tijdens een congres van Architectuur Lokaal)
Hoewel het niet direct een opiniërend verhaal is, bieden de ‘elf ervaringen’ een mooi overzicht van waar mijn pleidooi in de praktijk toe heeft geleid. In Almere hebben wij op grote schaal ingezet op zelfbouw. In 2013, tegen het einde van mijn wethouderschap, heb ik mijn persoonlijke ervaringen op een rij gezet. In het kader van kennisoverdacht, en in de hoop anderen – politici en bestuurders – te inspireren.